Een vrouw heeft de nalatenschap van haar overleden echtgenoot verworpen. Door aanwas hebben haar twee kinderen ieder de helft van haar erfdeel verkregen. Na het overlijden van de vrouw is tussen de kinderen een geschil ontstaan over de vraag of de verwerping van de nalatenschap een gift inhoudt van de vrouw aan haar kinderen die op grond van art. 4:70 BW in mindering komt op de legitieme portie van het kind dat door de vrouw is onterfd.
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de verwerping geen gift inhield omdat deze deel uitmaakte van een constructie die niet is bedacht uit vrijgevigheid maar noodzakelijk was om de vrouw onder een gunstig fiscaal regime de financiële middelen te verschaffen teneinde haar leven na het overlijden van haar man in te richten op een wijze die zij wenste. De Hoge Raad heeft thans het cassatieberoep zonder nadere motivering verworpen (art. 81 RO).
Meer informatie: