HR 3 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1328

Geplaatst op 27 oktober 2025
Eigenwoningvrijstelling niet van toepassing bij kruislingse schenking

In deze zaak hebben een broer en een zus ieder van hun moeder € 100.000 gekregen. Een dag later ontvingen zij ieder een schenking van € 100.000 van een ander (een zakelijke relatie van hun vader). De moeder van broer en zus heeft rond die tijd aan de kinderen van die zakelijke relatie in totaal eveneens € 200.000 geschonken. Broer en zus hebben voor beide schenkingen (dus die van hun moeder en die van de zakelijke relatie) een beroep gedaan op de eigenwoningvrijstelling. De Inspecteur heeft het beroep op die vrijstelling voor de laatste schenking afgewezen en voor die schenking een aanslag schenkbelasting opgelegd. Het hof heeft in hoger beroep onder meer geoordeeld dat het toepassen van de eigenwoningvrijstelling voor de kruislingse schenking niet is toegestaan op grond van wetsontduiking. 
De verhoogde vrijstelling van schenkbelasting bij een schenking tot € 100.000 voor een eigen woning is niet tweemaal van toepassing bij ‘kruislings schenken’, indien op grond van wetsontduiking de schenking die het kind van een ander dan zijn ouder ontvangt, moet worden aangemerkt als een (tweede) schenking van zijn ouder. Daarvoor is vereist dat het ontgaan van schenkbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor de kruislingse schenkingen. Bovendien moeten de twee kruislingse schenkingen zodanig op elkaar zijn afgestemd dat zij als een ‘samenstel van rechtshandelingen’ zijn aan te merken. Dat is het geval als de door iedere ouder geschonken bedragen (nagenoeg) geheel overeenstemmen en de schenkingen gelijktijdig of betrekkelijk kort na elkaar hebben plaatsgevonden. In zulke gevallen moet de schenking door de ander dan de ouder worden aangemerkt als een schenking door de ouder. Wel is daartegen nog tegenbewijs mogelijk.

Meer informatie: