In dit artikel probeert de auteur een antwoord op de vraag te vinden of een echtgenoot die in zijn privévermogen goederen heeft, die goederen kan schenken aan een derde. Bij specifieke (bepaalde) goederen is dat volgens de auteur mogelijk omdat gezegd kan worden dat een schenking van het betreffende goed een schuld creëert die dat goed betreft en dus ten laste van het privévermogen van die echtgenoot komt. Bij een kwijtschelding van een vordering die tot het privévermogen van de kwijtscheldende echtgenoot behoort, is het verband nog rechtstreekser. Er ontstaat geen schuld; met het kwijtschelden verdwijnt de vordering. Iets lastiger is het bij de schenking van een geldsom. Als de schenker geld ten laste van zijn privévermogen wil schenken, doet hij er goed aan dit bij de schenking te bepalen. Wat de auteur betreft mag men de uitzondering van art. 1:94 lid 7 sub a BW bij een schenking van geld of soortgoederen ruim opvatten, wat onder meer betekent dat het geld of het soortgoed nog niet aanwezig hoeft te zijn op het tijdstip van de schenking, maar pas op het tijdstip van uitvoering van de schenking.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2025/21.