In dit artikel wordt nader ingegaan op de vraag in hoeverre de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden op grond waarvan de gemeenschap met ongelijke aandelen is ontstaan in juridische zin zonder meer onaantastbaar is. De Hoge Raad heeft bepaald dat in het aangaan van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden met ongelijke aandelen geen gift besloten ligt. Kan een erflater nu bereiken dat de legitieme portie van zijn kind(eren) tot een illusie geworden is? Vrij veel auteurs zijn van mening dat dit laatste het geval is. De auteur noemt twee redenen waarom dit zonder meer ingenomen standpunt zijns inziens moeilijk te verdedigen is.
Voor het maken van huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk is geen rechterlijke goedkeuring meer vereist. In de parlementaire geschiedenis bij afschaffing van art. 1:119 (oud) BW wordt opgemerkt dat bij het maken van de afweging of strijd met de wet, openbare orde of goede zeden aanwezig is, de verantwoordelijkheid van de notaris voorop staat. De vraag rijst in hoeverre het aangaan van de genoemde overeenkomst in strijd is met de goede zeden (art. 3:40 lid 1 BW) omdat door het aangaan van de overeenkomst de toekomstige toepassing van bepalingen van dwingend recht (legitieme portie) wordt ontgaan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.
Een volgend punt is in hoeverre de bedoelde huwelijkse voorwaarden door een legitimaris op grond van de actio Pauliana vernietigd zouden kunnen worden (art. 3:45 BW). Het sluiten van de overeenkomst is uiteraard een onverplichte rechtshandeling. Vanwege de voorlichtende taak van de notaris mag praktisch gesproken aangenomen worden dat beide echtgenoten wisten of behoorden te weten dat van de rechtshandeling benadeling van legitimarissen het gevolg zou zijn. Schuldeiser wordt de legitimaris eerst nadat de erflater is overleden en de legitimaris een beroep heeft gedaan op zijn legitieme portie. Aan het slot van art. 3:45 lid 1 BW is echter bepaald dat het onverschillig is of de vordering van de schuldeiser die zich op de Pauliana beroept voor of na de benadelende rechtshandeling is ontstaan. In beginsel bestaan dus geen argumenten die een beroep op de actio Pauliana in de weg zouden staan.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2025/7526.