Hof Arnhem-Leeuwarden 17 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2328
15-04-2020 | Categorie: Jurisprudentie
Bezwaarde erfgenaam was bevoegd om te schenken aan slechts één van de verwachters
Een erflater heeft in 1996 zijn kinderen benoemd tot zijn erfgenamen onder de last van een fideicommis de residuo indien een kind overlijdt zonder afstammelingen. In dat geval komt het onvervreemde en onverteerde deel toe aan de andere afstammelingen van de erflater. Verder is in het testament onder meer de volgende clausule opgenomen: “De verkrijger onder de last van fideicommis de residuo kan niet bij schenking over de hem onder die last nagelaten goederen beschikken, anders dan aan personen die afstammelingen van mij zijn.”
Diverse jaren later is een van de kinderen van de erflater zonder afstammelingen overleden. Dit kind had bij notariële akte ten laste van het fideicommissaire vermogen uit vrijgevigheid een geldbedrag schuldig erkend aan haar zus onder de opschortende voorwaarde van haar overlijden. Aan deze schenking is ook een herroepingsclausule verbonden. Een broer van de bezwaarde is van mening dat deze schenking ongeldig is. De broer legt het testament van zijn vader zo uit dat een bezwaarde erfgenaam geen herroepelijke schenkingen kan doen die pas werken bij het overlijden van de bezwaarde erfgenaam en dat schenkingen alleen aan de verwachters voor gelijke delen kunnen worden gedaan.
Het hof heeft het betoog vande broer verworpen. In de bewoordingen van het testament is de beperking ten aanzien van herroepelijke schenkingen niet te lezen. Ook uit de bedoeling die vader kennelijk had met het fideicommis is niet af te leiden dat hij dit soort schenkingen wilde uitsluiten. De bewoordingen van het testament en de genoemde bedoeling van vader ondersteunen evenmin de uitleg van de broer dat vader alleen schenkingen toestond aan al zijn kinderen samen en voor gelijke delen. Vader gebruikt niet het woord ‘kinderen’ maar de woorden ‘personen die afstammelingen van mij zijn’.
Met ingang van 1 januari 2003 is niet langer omstreden of herroepelijke schenkingen ter zake des doods kunnen worden gedaan. Art. 7:177 BW regelt deze schenking. Deze schenking ter zake des doods vervalt bij het overlijden van de schenker als hiervan geen notariële akte is opgemaakt en deze niet door de schenker persoonlijk is aangegaan. De onderhavige schenking voldoet echter aan de eisen van de notariële akte en het daarbij in persoon aanwezig zijn. Volgens het hof was de bezwaarde geheel vrij in de keuze aan wie zij zou schenken mits dit een afstammeling van vader was.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht