Estate Planning Expert
 

ACTUEEL
23-04-2024 - HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:518HR:2023:733
19-04-2024 - Gehuwd in gemeenschap van goederen (WPNR 2024/7455)

Conclusie A-G Ettema 22 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1201

LinkedIn
29-01-2024 | Categorie: Jurisprudentie

Biologisch kind heeft in casu recht op kindvrijstelling en tariefgroep 1 Successiewet

Belanghebbende erft in 2017 bij testament van zijn biologische vader een geldsom. Hij is echter niet door de biologische vader erkend omdat de moeder, na beëindiging van de relatie, de benodigde toestemming weigerde. Belanghebbende heeft vanaf zijn geboorte wel regelmatig contact ('family life') met zijn biologische vader. Belanghebbende is op vijfjarige leeftijd door de huwelijkspartner van zijn moeder erkend en opgevoed. Hij heeft dus zowel een biologische als een juridische vader. Bij vaststelling van de aanslag erfbelasting wordt de vrijstelling voor overige verkrijgers en het tarief voor verkrijgingen van overige gevallen toegepast. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de kindvrijstelling en het lagere tarief voor verkrijgingen van afstammelingen in de rechte lijn. Belanghebbende beroept zich op het feit dat hij de biologische zoon is van erflater. De inspecteur is echter van oordeel dat bloedverwantschap onvoldoende is om als kind van erflater te worden aangemerkt omdat de Successiewet aansluit bij het civiele recht op grond waarvan alleen sprake is van bloedverwantschap als er sprake is van een familierechtelijke betrekking. De rechtbank heeft beide vragen ontkennend beantwoord, het hof bevestigend. De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld. Volgens het cassatiemiddel moeten de begrippen ‘kind’ en ‘afstammeling’ worden uitgelegd volgens het civiele recht, en is aldus bepalend of tussen de erflater en belanghebbende een familierechtelijke betrekking bestond. Dat is hier niet het geval.
A-G Ettema komt tot de conclusie dat belanghebbende op grond van de SW niet kan worden beschouwd als kind respectievelijk afstammeling van erflater. Er moet aansluiting worden gezocht bij de definitie die daaraan in de AWR wordt gegeven. Volgens die definitie gaat het erom of belanghebbende een eerstegraads bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn is. Het begrip bloedverwant moet worden uitgelegd volgens de betekenis die daaraan in het civiele recht wordt gegeven. Het gaat hier om het bestaan van een familierechtelijke betrekking. Omdat in casu geen familierechtelijke betrekking bestond tussen erflater en belanghebbende, is belanghebbende dus ook geen kind voor de SW. Voor het begrip ‘afstammelingen’ moet volgens de A-G eveneens worden aangesloten bij het civiele recht.
Vervolgens gaat A-G Ettema in op de door belanghebbende voor het hof gestelde inbreuk op art. 8 EVRM (family life) en het discriminatieverbod van art. 14 EVRM. Zij komt tot de conclusie dat het hoger belasten van een verkrijging door een kind dat geen familierechtelijke betrekking maar wel family life heeft met zijn ouder, dan de verkrijging door een kind dat wel in familierechtelijke betrekking tot zijn ouder staat, discriminatoir is, maar dat die inmenging in het algemeen gerechtvaardigd is omdat de wetgever voor het belastingbrede kindbegrip in redelijkheid heeft kunnen aansluiten bij de volgens het civiele recht te bepalen ‘familierechtelijke betrekking’.
Ten aanzien van de specifieke situatie van belanghebbende komt A-G Ettema evenwel tot de conclusie dat belanghebbende – gelet op de omstandigheden van het geval – dient te worden behandeld als kind en afstammeling voor de SW. In aanmerking nemende de specifieke situatie van belanghebbende, waarbij erkenning door een feitelijke en juridische samenloop van omstandigheden (waar belanghebbende geen invloed op had en evenmin voor verantwoordelijk kan worden gehouden) niet heeft plaatsgevonden, heeft de omstandigheid dat belanghebbende voor de SW als derde en niet als kind wordt aangemerkt een discriminerend effect voor de eigendomsgrondrechtelijke positie van belanghebbende. De voor die inbreuk door de Staatssecretaris aangevoerde rechtvaardiging, gebaseerd op budgettaire overwegingen, is in de ogen van A-G Ettema volstrekt niet toereikend.
Hoewel het middel van de Staatssecretaris dus terecht is voorgesteld, leidt dit niet tot cassatie, omdat het oordeel van het hof – zij het op andere gronden – in stand kan blijven.

Meer informatie:

Naar jurisprudentie overzicht


Naar boven

Wilt u beter adviseren over estate planning?
Meld u dan vandaag nog aan voor de meerdaagse opleiding Estate Planning Specialist

Uitgebreide Modellen Levenstestamenten
Completer dan ieder ander model, inclusief toelichting voor de levenstestateur

Kent u onze Estate Planning Tools al?
De meest geavanceerde reken- en datatoepassingen op de Nederlandse markt

Gebruiksvriendelijke Modellen Testamenten
Altijd up-to-date en inclusief een uitgebreide en heldere toelichting voor de testateur

Uniek in de markt: Aangifte Erfbelasting
Om op snelle, efficiënte en veilige wijze digitaal aangifte erfbelasting te kunnen doen

Twitter Linkedin