Actualiteiten bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 (Tijdschrift Erfrecht 2013/2)
11-04-2013 | Categorie: Literatuur
Mr. K.M.L.L. van de Ven
De Rechtbank Breda heeft op 13 juli 2012 geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Belastingdienst veel bezwaarschriften van belastingplichtigen ontvangen, die gericht zijn tegen de aanslagen erf- en schenkbelasting. In verband hiermee besloot de staatssecretaris van Financiën de massaal-bezwaarprocedure als bedoeld in art. 25a AWR te volgen. Deze procedure houdt in dat de daarvoor in aanmerking komende bezwaren worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van een beperkt aantal gerechtelijke procedures. Om de procedures te kunnen voeren heeft de Staatssecretaris zes bezwaarschriften geselecteerd in overleg met de KNB, de EPN en de NOB. In deze proefprocedures staat de vraag centraal of de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet zowel vóór als na 1 januari 2010 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. In deze bijdrage gaat de auteur in op de stand van zaken van de proefprocedures. Tevens bespreekt zij een selectie uit de nieuwe onderdelen van het geactualiseerde besluit over de huidige bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (besluit van 17 januari 2013, nr. BLKB2012/1221M).
Naar literatuur overzicht