Estate Planning Expert
 

ACTUEEL
28-03-2024 - Vrijdag 29 maart 2024 eerder gesloten
25-03-2024 - Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1864

De uitsluitingsclausule op het scherp van de snede (WPNR 2019/7243)

LinkedIn
04-07-2019 | Categorie: Literatuur

Mr. dr. R.E. Brinkman

Op 5 april jl. wees de Hoge Raad een belangwekkend arrest over de toepassing van de uitsluitingsclausule. De Hoge Raad nam daarin een vergoedingsrecht van de vrouw jegens de huwelijksgemeenschap aan, nadat onder uitsluitingsclausule verkregen gelden waren vermengd met gemeenschapsvermogen. Niet ter zake deed waar dat gemeenschapsvermogen vervolgens aan werd besteed. De auteur loopt de redenering van de Hoge Raad na en plaatst kanttekeningen.
In de procedure staat vast dat de door de vrouw onder uitsluitingsclausule verkregen gelden zijn overgeboekt naar de gemeenschappelijke bankrekening van partijen. Niet in geschil is dat die bankrekening tot de huwelijksgemeenschap behoort. Ook onbestreden is dat de gelden door vermenging tot de huwelijksgemeenschap zijn gaan behoren. De Hoge Raad oordeelt dat het wettelijk stelsel van titel 1.7 BW meebrengt dat de vrouw als gevolg van deze vermogensverschuiving in beginsel jegens de huwelijksgemeenschap recht heeft op vergoeding van dat bedrag. Hierbij plaatst de auteur de volgende kanttekeningen:

  • Allereerst merkt hij op dat de stelling dat de gelden door vermenging tot de huwelijksgemeenschap zijn gaan behoren, bestreden had kunnen worden. Zou hierop dan niet evengoed de 50%-regel van art 1:95 lid 1 BW toegepast kunnen worden, op grond waarvan een banktegoed (bijvoorbeeld van € 20.000) dat voorheen tot de huwelijksgemeenschap behoorde, tot het privévermogen gaat behoren als meer dan 50% van het totaal wordt bijgestort vanuit het privévermogen (bijvoorbeeld door een bijstorting van € 30.000)? In dat geval zou een ‘omgekeerd vergoedingsrecht’ moeten worden aangenomen, in welk geval het waarschijnlijk aan de vrouw was geweest om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij met haar privévermogen gemeenschapsschulden had voldaan.
  • De vraag is gerechtvaardigd waarom de gelden op de gemeenschappelijke bankrekening niet deels als privévermogen en deels als behorend tot de huwelijksgemeenschap kunnen worden beschouwd.
  • Hier was onbestreden dat vermenging plaats had gevonden. Vermenging zal in de praktijk echter niet steeds het geval zijn. Als een echtgenoot ooit een erfrechtelijke geldelijke verkrijging of geldgift heeft gehad en niet duidelijk is of het geld zich heeft vermengd met het gemeenschapsvermogen, mag zijns inziens niet zomaar worden aangenomen dat sprake is geweest van vermenging en dus van het ontstaan van een vergoedingsrecht.

De Hoge Raad oordeelt dat de hoofdregel is dat alle schulden van ieder van de echtgenoten tot de huwelijksgemeenschap behoren. Daaruit vloeit volgens de Hoge Raad voort dat de tijdens huwelijk uit de huwelijksgemeenschap voldane schulden vermoed worden gemeenschapsschulden zijn. De auteur maakt bij deze overweging een kanttekening. De vraag rijst of onder het huidige stelsel (vanaf 2018) nog steeds uit de wet het vermoeden kan worden afgeleid dat de tijdens huwelijk uit de huwelijksgemeenschap voldane schulden vermoed worden gemeenschapsschulden zijn. Dat is moeilijker vol te houden.
De Hoge Raad oordeelt dat ook kosten van de huishouding zijn aan te merken als voldoening van gemeenschapsschulden, ongeacht hoe art. 1:84 BW de draagplicht ter zake van die kosten verdeelt. Hierbij plaatst de auteur de volgende kanttekeningen:

  • Kosten van de huishouding kunnen in beginsel worden aangemerkt als gemeenschapsschulden. Beweert de Hoge Raad nu dat privéschulden (betreffende van de huwelijksgemeenschap uitgezonderde goederen) toch gemeenschapsschulden zijn als deze als kosten van de huishouding gekwalificeerd kunnen worden?
  • In de parlementaire geschiedenis is over de kosten van de huishouding gesteld dat als de consumptieve bestedingen niet zijn aan te merken als kosten van de huishouding maar (wel) als andere schulden van de huwelijksgemeenschap, voldoening daarvan uit privévermogen, kan leiden tot het ontstaan van een vergoedingsrecht van de desbetreffende echtgenoot op de huwelijksgemeenschap. Zou de Hoge Raad hierop niet ingaan, omdat hij meent dat als eenmaal sprake is van een vergoedingsrecht (ontstaan door vermenging), de voldoening van kosten van de huishouding uit gemeenschapsvermogen geen vergoedingsrecht meer oplevert?

De Hoge Raad oordeelt dat het op de weg van de andere echtgenoot, de man in dit geval, ligt om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen op grond waarvan het vergoedingsrecht van de vrouw jegens de huwelijksgemeenschap niet (of niet volledig) geldend kan worden gemaakt. De auteur maakt bij deze overweging een kanttekening. De bewijslast zou andersom kunnen liggen als niet had vastgestaan dat de onder uitsluitingsclausule verkregen gelden waren vermengd met het gemeenschapsvermogen.
Tot slot merkt de Hoge Raad nog op dat denkbaar is dat de vrouw minder heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding dan waartoe zij in haar verhouding tot de man gehouden was. In dat geval - ter zake waarvan de stelplicht en bewijslast eveneens op de man rusten - heeft (niet de huwelijksgemeenschap maar) de man aanspraak erop dat de vrouw het tekort aan hem vergoedt. De auteur maakt bij deze overweging een kanttekening. De hier ingenomen stelling lijkt strijdig te zijn met die hiervoor ingenomen positie, aangezien de bijdrageplicht niets lijkt te zeggen over het karakter van de kosten van de huishouding (te weten dat deze gemeenschapsschulden zijn).
De uitspraak van de Hoge Raad doet ongetwijfeld stof opwaaien. Het laatste woord is hierover, als zo vaak in het recht, nog lang niet gezegd. De auteur merkt op dat de in de procedure ingenomen stellingen de weg hebben afgesneden voor fundamentele vragen omtrent de status van geld in ons rechtsverkeer en de verhouding tussen het privévermogen en de huwelijksgemeenschap. Deze zullen ongetwijfeld in nadere procedures aan bod komen.

Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2019/7243.

Naar literatuur overzicht


Naar boven

Wilt u beter adviseren over estate planning?
Meld u dan vandaag nog aan voor de meerdaagse opleiding Estate Planning Specialist

Uitgebreide Modellen Levenstestamenten
Completer dan ieder ander model, inclusief toelichting voor de levenstestateur

Kent u onze Estate Planning Tools al?
De meest geavanceerde reken- en datatoepassingen op de Nederlandse markt

Gebruiksvriendelijke Modellen Testamenten
Altijd up-to-date en inclusief een uitgebreide en heldere toelichting voor de testateur

Uniek in de markt: Aangifte Erfbelasting
Om op snelle, efficiënte en veilige wijze digitaal aangifte erfbelasting te kunnen doen

Twitter Linkedin