Het biologische kind in de Successiewet: waar een deur sluit, gaat een andere open (FBN 2025/9)
22-04-2025 | Categorie: Literatuur
Mr. R.D. de Jong
Vorig jaar heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de vraag hoe de erfrechtelijke verkrijging door een biologisch kind van de verwekker moet worden behandeld voor de heffing van erfbelasting. Erg sympathiek is de uitkomst van de procedure niet. Gelijk hebben blijkt niet hetzelfde te zijn als gelijk krijgen. Nu kan men zich de vraag stellen welke conclusies uit het arrest kunnen worden getrokken en hoe daarmee in de praktijk moet worden omgegaan. Wat blijkt? Waar een deur sluit, gaat een andere open.
De nieuw verworven zekerheid dat een biologisch kind zonder familierechtelijke betrekking geen bloedverwant is, biedt wel weer andere (bedenkelijke) mogelijkheden. Zo kan nu met zekerheid gesteld worden dat sommige ficties niet van toepassing zijn op het biologische kind. Vooral bepaalde constructies bieden wel een heel aantrekkelijk belastingvrij alternatief ten opzichte van een echte verkrijging krachtens erfrecht waarbij het biologische kind wordt belast als derde. Nu het biologische kind civielrechtelijk en fiscaal geen bloedverwant is van de biologische ouder, is het voor deze twee personen zelfs mogelijk geworden om elkaars partners te worden voor toepassing van de Successiewet.
Het moge duidelijk zijn dat de suggesties die zijn gedaan in de vorige paragraaf niet overeenkomen met de bedoeling van de fiscale wetgever. Op zijn minst moet het aanleiding zijn om op korte termijn een fiscale wetswijziging door te voeren in de Successiewet waarmee een passende oplossing wordt geboden voor de door de Hoge Raad geconstateerde verdragsschending.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2025/9.
Naar literatuur overzicht