Informele samenlevers en vermogensverschuivingen: een juridisch vacuüm? Deel I en II (Vp-Bulletin 2025/2 en 11)
01-08-2025 | Categorie: Literatuur
Mr. L.A.G.M. van der Geld
Voor informele samenlevers, koppels die samenleven zonder een huwelijk of geregistreerd partnerschap, ontbreekt een specifieke wettelijke regeling op het gebied van het vermogensrecht. In tegenstelling tot gehuwden en geregistreerde partners, die binnen een wettelijk kader bescherming genieten, moeten informele samenlevers voor het einde van hun relatie zelf oplossingen vinden voor vermogensrechtelijke kwesties. Dit kan met name problematisch zijn wanneer tijdens de samenwoning vermogensverschuivingen hebben plaatsgevonden tussen de informele samenlevers. Uit de jurisprudentie blijkt dat de regels van het huwelijksvermogensrecht niet automatisch worden toegepast op deze situaties. Bij geschillen over vermogensverschuivingen komt het daarom aan op wat de samenlevers zelf zijn overeengekomen en bij gebreke daarvan, het algemene vermogensrecht. Tegelijkertijd laat de rechtspraak zien dat er wel handvatten zijn voor het oplossen van dergelijke problemen. Aan de hand van praktijkvoorbeelden en recente jurisprudentie wordt uiteengezet in welke gevallen een vergoedingsrecht kan ontstaan en op welke grondslagen.
Een van de aandachtspunten betreft de vergoedingsrechten die ontstaan bij de gezamenlijke aankoop van een woning, wanneer partners vervolgens – zonder het maken van huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden – trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan. Wordt deze meerinbreng door de wettelijke gemeenschap van goederen ‘gehalveerd’? Omdat dit wel zo uit de parlementaire behandeling opgemaakt kon worden, werden er in de notariële praktijk ook wel de ‘verdubbelaar’-clausules opgenomen in samenlevingsovereenkomsten. Daarmee wordt beoogd het risico te ondervangen dat het door een van de partners opgebouwde vergoedingsrecht bij het huwelijk effectief zou worden gehalveerd. Dit omdat de daarmee corresponderende schuld in de gemeenschap valt. Op 21 maart 2025 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag of de voorhuwelijkse ‘meerinbreng wordt gehalveerd’ door de latere wettelijke gemeenschap van goederen die tussen de partners ontstaat. Deze uitspraak geeft niet alleen een duidelijke afbakening van wat wel en niet tot de huwelijksgemeenschap behoort, maar geeft ook richting aan de manier waarop moet worden aangekeken tegen de civielrechtelijke positie van de meerinbrengende partner bij een later huwelijk.
Wanneer u een abonnement heeft op Vp-Bulletin via Kluwer Inview, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel Vp-Bulletin 2025/2 en 2025/11.
Naar literatuur overzicht