Preferente aandelen een klein drieluik (FTV 2025/19)
31-07-2025 | Categorie: Literatuur
Dr. J.W.J. de Kort
Het financieringskarakter van preferente aandelen maakt dat de wetgever de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in het aanmerkelijk belang en de Successiewet beperkt tot aandelen van ‘echte ondernemers’ en preferente aandelen die zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsopvolging.
De verwachtingen van de wetgever over de per 1 januari 2026 van kracht wordende nieuwe definitie van ‘preferente aandelen’ zijn hoog gespannen: de nieuwe definitie heeft volgens de nota van wijziging nauwelijks budgettaire gevolgen en schept duidelijkheid voor ondernemers en adviseurs doordat de onduidelijke en tot veel discussie aanleiding gevende voorwaarde van de wezenlijke voorrang is vervallen. Opvallend is dat de uiteindelijk in de wet opgenomen versie pas in de nota van wijziging wordt voorgesteld, terwijl in het oorspronkelijke wetsvoorstel en de daarbij behorende memorie van toelichting een geheel andere definitie van het begrip preferent aandeel was opgenomen. Die uiteindelijke versie wijkt niet alleen af van de oorspronkelijk voorgestelde versie, maar ook van de opvatting van de kennisgroep, die zwaar leunt op uitlatingen van de wetgever uit 2010. Dat maakt het interessant om ook enige aandacht te geven aan hetgeen voorafging aan de totstandkoming van de uiteindelijke versie. In dit artikel wordt daarom ingegaan op de opvattingen van de kennisgroep die tot de wetswijziging per 1 januari 2026 relevant blijven en op de memorie van toelichting. Zogenoemde hybride aandelen komen afzonderlijk aan de orde omdat bij die aandelen de verschillen tussen de twee visies het scherpst voor het voetlicht treden.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2025/19.
Naar literatuur overzicht